Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans

fortalecer
La gimnasia fortalece los músculos.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.

fallar
Ella falló una cita importante.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

dejar
Quien deje las ventanas abiertas invita a los ladrones.
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

orientarse
Me oriento bien en un laberinto.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

patear
Les gusta patear, pero solo en fut
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

producir
Producimos nuestra propia miel.
produceren
We produceren onze eigen honing.

revisar
El dentista revisa la dentición del paciente.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

yacer
Ahí está el castillo, ¡yace justo enfrente!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

despachar
Este paquete será despachado pronto.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

escuchar
Ella escucha y oye un sonido.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

apoderarse de
Las langostas se han apoderado.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
