Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens
zažgati
Denarja ne bi smeli zažgati.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
težko najti
Oba se težko poslovita.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
povzročiti
Sladkor povzroča mnoge bolezni.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
zahtevati
Od osebe, s katero je imel nesrečo, je zahteval odškodnino.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
plavati
Redno plava.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
začeti
Za otroke se šola pravkar začenja.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
dati
Oče želi sinu dati nekaj dodatnega denarja.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
obrniti
Avto morate tukaj obrniti.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
izključiti
Skupina ga izključi.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
priti ven
Kaj pride iz jajca?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
zaposliti
Podjetje želi zaposliti več ljudi.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.