Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

kræve
Han krævede kompensation fra den person, han havde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

øve
Han øver sig hver dag med sit skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

sætte til side
Jeg vil sætte nogle penge til side hver måned til senere.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

tage sig af
Vores pedel tager sig af snerydningen.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

blande
Maleren blander farverne.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

understrege
Han understregede sin udtalelse.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

brede ud
Han breder sine arme ud.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

acceptere
Jeg kan ikke ændre det, jeg må acceptere det.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.

modtage
Han modtager en god pension i alderdommen.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

hænge
Begge hænger på en gren.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

tillade
Man bør ikke tillade depression.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
