Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/84476170.webp
kræve
Han krævede kompensation fra den person, han havde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/123179881.webp
øve
Han øver sig hver dag med sit skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
cms/verbs-webp/122290319.webp
sætte til side
Jeg vil sætte nogle penge til side hver måned til senere.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
cms/verbs-webp/75281875.webp
tage sig af
Vores pedel tager sig af snerydningen.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/98561398.webp
blande
Maleren blander farverne.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/80332176.webp
understrege
Han understregede sin udtalelse.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
cms/verbs-webp/84314162.webp
brede ud
Han breder sine arme ud.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/57207671.webp
acceptere
Jeg kan ikke ændre det, jeg må acceptere det.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/116932657.webp
modtage
Han modtager en god pension i alderdommen.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hænge
Begge hænger på en gren.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/91696604.webp
tillade
Man bør ikke tillade depression.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
cms/verbs-webp/70055731.webp
afgå
Toget afgår.
vertrekken
De trein vertrekt.