Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

set up
My daughter wants to set up her apartment.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

see
You can see better with glasses.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

shout
If you want to be heard, you have to shout your message loudly.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

renew
The painter wants to renew the wall color.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

throw
He throws the ball into the basket.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.

return
The boomerang returned.
terugkomen
De boemerang kwam terug.

wash
The mother washes her child.
wassen
De moeder wast haar kind.

run out
She runs out with the new shoes.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.

push
They push the man into the water.
duwen
Ze duwen de man het water in.

sing
The children sing a song.
zingen
De kinderen zingen een lied.

study
There are many women studying at my university.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
