Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/120515454.webp
feed
The kids are feeding the horse.
voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/71612101.webp
enter
The subway has just entered the station.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/90287300.webp
ring
Do you hear the bell ringing?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/84314162.webp
spread out
He spreads his arms wide.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/94909729.webp
wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/40129244.webp
get out
She gets out of the car.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/114272921.webp
drive
The cowboys drive the cattle with horses.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
cms/verbs-webp/59552358.webp
manage
Who manages the money in your family?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/79317407.webp
command
He commands his dog.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/85191995.webp
get along
End your fight and finally get along!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
cms/verbs-webp/67095816.webp
move in together
The two are planning to move in together soon.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/51465029.webp
run slow
The clock is running a few minutes slow.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.