Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

feed
The kids are feeding the horse.
voeden
De kinderen voeden het paard.

enter
The subway has just entered the station.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.

ring
Do you hear the bell ringing?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

spread out
He spreads his arms wide.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

get out
She gets out of the car.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.

drive
The cowboys drive the cattle with horses.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

manage
Who manages the money in your family?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?

command
He commands his dog.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.

get along
End your fight and finally get along!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

move in together
The two are planning to move in together soon.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
