Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

move
It’s healthy to move a lot.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

find one’s way
I can find my way well in a labyrinth.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

quit
I want to quit smoking starting now!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!

save
My children have saved their own money.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

lose
Wait, you’ve lost your wallet!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

lead
He enjoys leading a team.
leiden
Hij leidt graag een team.

drink
She drinks tea.
drinken
Ze drinkt thee.

tell
I have something important to tell you.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

throw away
He steps on a thrown-away banana peel.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.

choose
It is hard to choose the right one.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

depart
Our holiday guests departed yesterday.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
