Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

surprise
She surprised her parents with a gift.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

come together
It’s nice when two people come together.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

look
Everyone is looking at their phones.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.

depart
The train departs.
vertrekken
De trein vertrekt.

run after
The mother runs after her son.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

pick up
We have to pick up all the apples.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

think
Who do you think is stronger?
denken
Wie denk je dat sterker is?

trigger
The smoke triggered the alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.

spend
She spends all her free time outside.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

see again
They finally see each other again.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

follow
The chicks always follow their mother.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
