Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

press
He presses the button.
drukken
Hij drukt op de knop.

push
The car stopped and had to be pushed.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

open
The safe can be opened with the secret code.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.

drive home
After shopping, the two drive home.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

become
They have become a good team.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

shout
If you want to be heard, you have to shout your message loudly.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

explore
The astronauts want to explore outer space.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

search
The burglar searches the house.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

return
The father has returned from the war.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

eat
The chickens are eating the grains.
eten
De kippen eten de granen.

spend money
We have to spend a lot of money on repairs.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
