Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

spell
The children are learning to spell.
spellen
De kinderen leren spellen.

trust
We all trust each other.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

create
He has created a model for the house.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

miss
He missed the chance for a goal.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.

criticize
The boss criticizes the employee.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.

miss
She missed an important appointment.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

correct
The teacher corrects the students’ essays.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

practice
The woman practices yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.

call
The girl is calling her friend.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.

touch
The farmer touches his plants.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

go out
The kids finally want to go outside.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
