Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
cry
The child is crying in the bathtub.
huilen
Het kind huilt in het bad.
pick up
We have to pick up all the apples.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
comment
He comments on politics every day.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
Books and newspapers are being printed.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
surprise
She surprised her parents with a gift.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
pass
The medieval period has passed.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
kiss
He kisses the baby.
kussen
Hij kust de baby.
run
She runs every morning on the beach.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
look at each other
They looked at each other for a long time.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
taste
The head chef tastes the soup.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
cancel
The contract has been canceled.
annuleren
Het contract is geannuleerd.