Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

kartma
Laps kardab pimedas.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.

looma
Ta on loonud maja mudeli.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

hakkama saama
Ta peab hakkama saama väheste vahenditega.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

vajutama
Ta vajutab nuppu.
drukken
Hij drukt op de knop.

elama
Nad elavad ühiskorteris.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

kaitsma
Lapsi tuleb kaitsta.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

läbi viima
Ta viib läbi remondi.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

ärkama
Ta on just ärganud.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.

kaduma
Kuhu see siin olnud järv kadus?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

kasutama
Ta kasutab kosmeetikatooteid iga päev.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.

helisema
Kell heliseb iga päev.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
