Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

peatama
Naine peatab auto.
stoppen
De vrouw stopt een auto.

rongiga minema
Ma lähen sinna rongiga.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.

piirama
Aiad piiravad meie vabadust.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

kontrollima
Mehhaanik kontrollib auto funktsioone.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

avama
Kas sa saaksid mulle selle purgi avada?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?

hüvasti jätma
Naine jääb hüvasti.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

raiskama
Energiat ei tohiks raisata.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

ära viskama
Neid vanu kummirehve tuleb eraldi ära visata.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

kordama
Mu papagoi oskab mu nime korrata.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

palkima
Taotlejat palkati.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

juurde tulema
Õnn tuleb sinu juurde.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
