Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/118064351.webp
vengti
Jis turi vengti riešutų.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
cms/verbs-webp/130938054.webp
apsikabinti
Vaikas apsikabina.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/105504873.webp
norėti
Ji nori palikti savo viešbutį.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/83776307.webp
kraustytis
Mano sūnėnas kraustosi.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/105934977.webp
gaminti
Mes gaminame elektros energiją iš vėjo ir saulės šviesos.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
cms/verbs-webp/41019722.webp
nuvažiuoti
Po apsipirkimo abu nuvažiuoja namo.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/100585293.webp
apsisukti
Čia reikia apsisukti su automobiliu.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/84850955.webp
pasikeisti
Dėl klimato kaitos daug kas pasikeitė.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
cms/verbs-webp/59121211.webp
paskambinti
Kas paskambino į durų skambutį?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/86196611.webp
užvažiuoti
Deja, daug gyvūnų vis dar užvažiuojami automobiliais.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/113671812.webp
dalintis
Turime išmokti dalintis turtu.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/129002392.webp
tyrinėti
Astronautai nori tyrinėti kosmosą.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.