Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

vykti
Laidotuvės vyko priešvakar.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.

bučiuoti
Jis bučiuoja kūdikį.
kussen
Hij kust de baby.

kaboti
Abu kabosi ant šakos.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

degti
Židinyje dega ugnis.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.

patvirtinti
Mes mielai patvirtiname jūsų idėją.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

vardinti
Kiek šalių gali vardinti?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

grąžinti
Mokytojas grąžina rašinius mokiniams.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

bijoti
Mes bijome, kad žmogus yra rimtai sužeistas.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.

prisistoti
Taksi prisistoję prie sustojimo.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

užvažiuoti
Dviratininką užvažiavo automobilis.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

kęsti
Ji negali kęsti dainavimo.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
