Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/123237946.webp
įvykti
Čia įvyko avarija.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/115847180.webp
padėti
Visi padeda pastatyti palapinę.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/107299405.webp
prašyti
Jis prašo jos atleidimo.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
cms/verbs-webp/57574620.webp
pristatyti
Mūsų dukra per atostogas pristato laikraščius.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/101765009.webp
lydėti
Šuo juos lydi.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/42111567.webp
suklysti
Pagalvok atidžiai, kad nesuklystum!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
cms/verbs-webp/55788145.webp
uždengti
Vaikas uždenge savo ausis.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/111063120.webp
pažinti
Nepažįstami šunys nori vienas kitą pažinti.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/11497224.webp
atsakyti
Studentas atsako į klausimą.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/130814457.webp
pridėti
Ji prie kavos prideda šiek tiek pieno.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/74176286.webp
apsaugoti
Mama apsaugo savo vaiką.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/86710576.webp
išvykti
Mūsų atostogų svečiai išvyko vakar.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.