Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks
volať
Moja učiteľka ma často volá.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
ignorovať
Dieťa ignoruje slová svojej matky.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
počuť
Nemôžem ťa počuť!
horen
Ik kan je niet horen!
začať
Turisti začali skoro ráno.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
objaviť
Námorníci objavili novú krajinu.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
milovať
Veľmi miluje svoju mačku.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
premýšľať spolu
Pri kartových hrách musíš premýšľať spolu.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
napodobniť
Dieťa napodobňuje lietadlo.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
stretnúť sa
Je pekné, keď sa dvaja ľudia stretnú.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
zamestnať
Spoločnosť chce zamestnať viac ľudí.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
skúmať
Astronauti chcú skúmať vesmír.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.