Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/61245658.webp
vyskočiť
Ryba vyskočí z vody.
uitspringen
De vis springt uit het water.
cms/verbs-webp/5161747.webp
odstrániť
Bager odstraňuje pôdu.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
cms/verbs-webp/5135607.webp
vysťahovať sa
Sused sa vysťahuje.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/129235808.webp
počúvať
Rád počúva bruško svojej tehotnej manželky.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/114052356.webp
horieť
Mäso by nemalo horieť na grile.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/112407953.webp
počúvať
Počúva a počuje zvuk.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
cms/verbs-webp/93221279.webp
horieť
V krbe horí oheň.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
cms/verbs-webp/111750432.webp
visieť
Oba visia na vetve.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/119747108.webp
jesť
Čo dnes chceme jesť?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/53646818.webp
vpustiť
Bolo sneženie vonku a my sme ich vpustili.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
cms/verbs-webp/90539620.webp
plynúť
Čas niekedy plynie pomaly.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/859238.webp
vykonávať
Ona vykonáva nezvyčajné povolanie.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.