Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/67624732.webp
frygte
Vi frygter, at personen er alvorligt skadet.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
cms/verbs-webp/96531863.webp
gå igennem
Kan katten gå igennem dette hul?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
cms/verbs-webp/120254624.webp
lede
Han nyder at lede et team.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/123492574.webp
træne
Professionelle atleter skal træne hver dag.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hænge
Begge hænger på en gren.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/92207564.webp
ride
De rider så hurtigt de kan.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
cms/verbs-webp/101709371.webp
producere
Man kan producere billigere med robotter.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
cms/verbs-webp/110056418.webp
holde en tale
Politikeren holder en tale foran mange studerende.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/100298227.webp
kramme
Han krammer sin gamle far.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beskytte
En hjelm skal beskytte mod ulykker.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/119501073.webp
ligge overfor
Der er slottet - det ligger lige overfor!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/74119884.webp
åbne
Barnet åbner sin gave.
openen
Het kind opent zijn cadeau.