Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/92456427.webp
købe
De vil købe et hus.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/100298227.webp
kramme
Han krammer sin gamle far.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
cms/verbs-webp/73880931.webp
rengøre
Arbejderen rengør vinduet.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/84472893.webp
ride
Børn kan lide at ride på cykler eller løbehjul.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/102167684.webp
sammenligne
De sammenligner deres tal.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
cms/verbs-webp/106997420.webp
efterlade uberørt
Naturen blev efterladt uberørt.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
cms/verbs-webp/74009623.webp
teste
Bilen testes i værkstedet.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/123298240.webp
møde
Vennerne mødtes til en fælles middag.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/124046652.webp
komme først
Sundhed kommer altid først!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
cms/verbs-webp/104820474.webp
lyde
Hendes stemme lyder fantastisk.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
cms/verbs-webp/99207030.webp
ankomme
Flyet ankom til tiden.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/102631405.webp
glemme
Hun vil ikke glemme fortiden.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.