Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/121102980.webp
køre med
Må jeg køre med dig?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/103163608.webp
tælle
Hun tæller mønterne.
tellen
Ze telt de munten.
cms/verbs-webp/116932657.webp
modtage
Han modtager en god pension i alderdommen.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/132030267.webp
forbruge
Hun forbruger et stykke kage.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/111160283.webp
forestille sig
Hun forestiller sig noget nyt hver dag.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/95655547.webp
lade komme foran
Ingen vil lade ham komme foran ved supermarkedets kasse.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/28581084.webp
hænge ned
Istapper hænger ned fra taget.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
cms/verbs-webp/54608740.webp
luge ud
Ukrudt skal luges ud.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/120193381.webp
gifte sig
Parret er lige blevet gift.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
cms/verbs-webp/123211541.webp
sne
Det har sneet meget i dag.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/102823465.webp
vise
Jeg kan vise et visum i mit pas.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/102167684.webp
sammenligne
De sammenligner deres tal.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.