Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/79201834.webp
forbinde
Denne bro forbinder to kvarterer.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/104818122.webp
reparere
Han ville reparere kablet.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/123947269.webp
overvåge
Alt her overvåges af kameraer.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
cms/verbs-webp/63868016.webp
bringe tilbage
Hunden bringer legetøjet tilbage.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/105623533.webp
bør
Man bør drikke meget vand.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
cms/verbs-webp/87153988.webp
fremme
Vi skal fremme alternativer til biltrafik.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
cms/verbs-webp/55269029.webp
misse
Han missede sømmet og skadede sig selv.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
cms/verbs-webp/91603141.webp
løbe væk
Nogle børn løber væk hjemmefra.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/99769691.webp
passere
Toget passerer os.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/92266224.webp
slukke
Hun slukker for strømmen.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
cms/verbs-webp/129945570.webp
svare
Hun svarede med et spørgsmål.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/106725666.webp
tjekke
Han tjekker, hvem der bor der.
controleren
Hij controleert wie daar woont.