Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
male
Jeg vil male min lejlighed.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
overlade til
Ejerne overlader deres hunde til mig for en tur.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
gætte
Du skal gætte hvem jeg er!
raden
Je moet raden wie ik ben!
få tur
Vent venligst, du får snart din tur!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
diskutere
De diskuterer deres planer.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
sparke
I kampsport skal man kunne sparke godt.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
komme
Jeg er glad for, at du kom!
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
lykkes
Det lykkedes ikke denne gang.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
stoppe
Kvinden stopper en bil.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
rejse
Vi kan godt lide at rejse gennem Europa.
reizen
We reizen graag door Europa.
vende rundt
Du skal vende bilen her.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.