Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
beskytte
Moderen beskytter sit barn.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
rejse
Vi kan godt lide at rejse gennem Europa.
reizen
We reizen graag door Europa.
lyde
Hendes stemme lyder fantastisk.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
opdage
Sømændene har opdaget et nyt land.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
søge
Jeg søger efter svampe om efteråret.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
udstille
Moderne kunst udstilles her.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
gå videre
Du kan ikke gå videre herfra.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
belaste
Kontorarbejde belaster hende meget.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
bære
De bærer deres børn på ryggen.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
løbe ud
Hun løber ud med de nye sko.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
tale dårligt
Klassekammeraterne taler dårligt om hende.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.