Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/130938054.webp
dække
Barnet dækker sig selv.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/104167534.webp
eje
Jeg ejer en rød sportsvogn.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
cms/verbs-webp/116067426.webp
løbe væk
Alle løb væk fra ilden.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
cms/verbs-webp/105238413.webp
spare
Du kan spare penge på opvarmning.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
cms/verbs-webp/111892658.webp
levere
Han leverer pizzaer til hjem.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/122079435.webp
øge
Virksomheden har øget sin omsætning.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/40477981.webp
kende til
Hun kender ikke til elektricitet.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
cms/verbs-webp/111750395.webp
gå tilbage
Han kan ikke gå tilbage alene.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/97188237.webp
danse
De danser en tango forelsket.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
cms/verbs-webp/59250506.webp
tilbyde
Hun tilbød at vande blomsterne.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
cms/verbs-webp/121112097.webp
male
Jeg har malet et smukt billede til dig!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/115207335.webp
åbne
Pengeskabet kan åbnes med den hemmelige kode.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.