Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/106665920.webp
føle
Moderen føler stor kærlighed for sit barn.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blive blind
Manden med mærkerne er blevet blind.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/82095350.webp
skubbe
Sygeplejersken skubber patienten i en kørestol.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/74916079.webp
ankomme
Han ankom lige til tiden.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
cms/verbs-webp/85010406.webp
springe over
Atleten skal springe over forhindringen.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhænge
Han er blind og afhænger af ekstern hjælp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/112755134.webp
ringe
Hun kan kun ringe i sin frokostpause.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
cms/verbs-webp/73488967.webp
undersøge
Blodprøver undersøges i dette laboratorium.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
cms/verbs-webp/4706191.webp
øve
Kvinden øver yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/118003321.webp
besøge
Hun besøger Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/130770778.webp
rejse
Han kan godt lide at rejse og har set mange lande.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belaste
Kontorarbejde belaster hende meget.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.