Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/82095350.webp
skubbe
Sygeplejersken skubber patienten i en kørestol.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/93792533.webp
betyde
Hvad betyder dette våbenskjold på gulvet?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/80356596.webp
sige farvel
Kvinden siger farvel.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
cms/verbs-webp/86583061.webp
betale
Hun betalte med kreditkort.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/106203954.webp
bruge
Vi bruger gasmasker i ilden.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/38296612.webp
eksistere
Dinosaurer eksisterer ikke længere i dag.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
cms/verbs-webp/11497224.webp
svare
Eleven svarer på spørgsmålet.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslutte
Hun kan ikke beslutte, hvilke sko hun skal have på.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/129244598.webp
begrænse
Under en diæt skal man begrænse sit madindtag.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/80427816.webp
rette
Læreren retter elevernes opgaver.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/121102980.webp
køre med
Må jeg køre med dig?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/123179881.webp
øve
Han øver sig hver dag med sit skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.