Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

depart
The ship departs from the harbor.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.

end up
How did we end up in this situation?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

kill
Be careful, you can kill someone with that axe!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

serve
Dogs like to serve their owners.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

avoid
He needs to avoid nuts.
vermijden
Hij moet noten vermijden.

dare
They dared to jump out of the airplane.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

guess
You have to guess who I am!
raden
Je moet raden wie ik ben!

open
Can you please open this can for me?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?

feel
The mother feels a lot of love for her child.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

stop by
The doctors stop by the patient every day.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

park
The cars are parked in the underground garage.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
