Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

go further
You can’t go any further at this point.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

underline
He underlined his statement.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

own
I own a red sports car.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

discuss
They discuss their plans.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.

handle
One has to handle problems.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.

renew
The painter wants to renew the wall color.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

squeeze out
She squeezes out the lemon.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

run out
She runs out with the new shoes.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.

confirm
She could confirm the good news to her husband.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.

send off
This package will be sent off soon.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

check
The mechanic checks the car’s functions.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
