Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

deliver
He delivers pizzas to homes.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

thank
I thank you very much for it!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!

get to know
Strange dogs want to get to know each other.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

come together
It’s nice when two people come together.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

let in
It was snowing outside and we let them in.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

speak out
She wants to speak out to her friend.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

dare
I don’t dare to jump into the water.
durven
Ik durf niet in het water te springen.

eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?

look
She looks through binoculars.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.

cancel
He unfortunately canceled the meeting.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

open
The festival was opened with fireworks.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
