Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

serve
The waiter serves the food.
serveren
De ober serveert het eten.

reply
She always replies first.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.

wake up
The alarm clock wakes her up at 10 a.m.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.

believe
Many people believe in God.
geloven
Veel mensen geloven in God.

thank
He thanked her with flowers.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.

marry
The couple has just gotten married.
trouwen
Het stel is net getrouwd.

guess
You have to guess who I am!
raden
Je moet raden wie ik ben!

avoid
She avoids her coworker.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.

let in
One should never let strangers in.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

hear
I can’t hear you!
horen
Ik kan je niet horen!

import
We import fruit from many countries.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
