Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

sublinhar
Ele sublinhou sua afirmação.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

enfatizar
Você pode enfatizar seus olhos bem com maquiagem.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

atropelar
Infelizmente, muitos animais ainda são atropelados por carros.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

retornar
O pai retornou da guerra.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

ouvir
Ele gosta de ouvir a barriga de sua esposa grávida.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

contar
Ela conta um segredo para ela.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.

passar por
Os dois passam um pelo outro.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

acionar
A fumaça acionou o alarme.
activeren
De rook activeerde het alarm.

chegar
O avião chegou no horário.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

precisar
Você precisa de um macaco para trocar um pneu.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.

passar
Às vezes, o tempo passa devagar.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
