Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests
tutvustama
Ta tutvustab oma uut tüdrukut oma vanematele.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
hakkama saama
Ta peab hakkama saama väheste vahenditega.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
läbi saama
Lõpetage oma tüli ja hakkake juba läbi saama!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
lükkama
Nad lükkasid mehe vette.
duwen
Ze duwen de man het water in.
teed andma
Paljud vanad majad peavad uutele teed andma.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
suurendama
Ettevõte on suurendanud oma tulu.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
sobivaks lõikama
Kangas lõigatakse sobivaks.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
kulutama
Meil tuleb parandustele palju raha kulutada.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
maitsma
Peakokk maitses suppi.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
kihluma
Nad on salaja kihlunud!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
palvetama
Ta palvetab vaikselt.
bidden
Hij bidt in stilte.