Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
kom uit
Wat kom uit die eier uit?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
parkeer
Die motors is in die ondergrondse parkeergarage geparkeer.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
terugvind
Ek kan my weg nie terugvind nie.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
lieg
Soms moet mens in ’n noodgeval lieg.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
lui
Wie het die deurbel gelui?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
buite die boks dink
Om suksesvol te wees, moet jy soms buite die boks dink.
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
bewys
Hy wil ’n wiskundige formule bewys.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
drink
Sy drink tee.
drinken
Ze drinkt thee.
vermeerder
Die maatskappy het sy inkomste vermeerder.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
geskik wees
Die pad is nie geskik vir fietsryers nie.
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
ry
Kinders hou daarvan om fietse of stootskooters te ry.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.