Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
dra
Die donkie dra ’n swaar las.
dragen
De ezel draagt een zware last.
uitgaan
Die meisies hou daarvan om saam uit te gaan.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
behoort
My vrou behoort aan my.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
dank
Ek dank u baie daarvoor!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
onderskryf
Ons onderskryf jou idee graag.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
hou van
Sy hou meer van sjokolade as van groente.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
werk aan
Hy moet aan al hierdie lêers werk.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
ry deur
Die kar ry deur ’n boom.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
geskik wees
Die pad is nie geskik vir fietsryers nie.
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
kyk af
Sy kyk af in die vallei.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
verwys
Die onderwyser verwys na die voorbeeld op die bord.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.