Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/111063120.webp
leer ken
Vreemde honde wil mekaar leer ken.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/93031355.webp
waag
Ek waag nie om in die water te spring nie.
durven
Ik durf niet in het water te springen.
cms/verbs-webp/34664790.webp
verslaan
Die swakker hond is in die geveg verslaan.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
cms/verbs-webp/98561398.webp
meng
Die skilder meng die kleure.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdek
Die seemanne het ’n nuwe land ontdek.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
cms/verbs-webp/91147324.webp
beloon
Hy is met ’n medalje beloon.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/105934977.webp
genereer
Ons genereer elektrisiteit met wind en sonlig.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
cms/verbs-webp/23257104.webp
druk
Hulle druk die man in die water.
duwen
Ze duwen de man het water in.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeter
Sy wil haar figuur verbeter.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
cms/verbs-webp/21342345.webp
hou van
Die kind hou van die nuwe speelding.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbrand
Die vuur sal baie van die woud afbrand.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/120015763.webp
wil uitgaan
Die kind wil buitentoe gaan.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.