Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/102169451.webp
hanteer
Mens moet probleme hanteer.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/73880931.webp
maak skoon
Die werker maak die venster skoon.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/122479015.webp
sny op grootte
Die materiaal word op grootte gesny.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
cms/verbs-webp/114593953.webp
ontmoet
Hulle het mekaar die eerste keer op die internet ontmoet.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
cms/verbs-webp/119501073.webp
lê oorkant
Daar is die kasteel - dit lê reg oorkant!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/108218979.webp
moet
Hy moet hier afklim.
moeten
Hij moet hier uitstappen.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verken
Die ruimtevaarders wil die ruimte verken.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/84472893.webp
ry
Kinders hou daarvan om fietse of stootskooters te ry.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/117284953.webp
uitsoek
Sy soek ’n nuwe sonbril uit.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/80325151.webp
voltooi
Hulle het die moeilike taak voltooi.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
cms/verbs-webp/118549726.webp
kontroleer
Die tandarts kontroleer die tande.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/125376841.webp
kyk na
Op vakansie het ek baie besienswaardighede bekyk.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.