Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/67232565.webp
stem saam
Die bure kon nie oor die kleur saamstem nie.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrek
Die skip vertrek uit die hawe.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/120655636.webp
opdateer
Deesdae moet jy jou kennis voortdurend opdateer.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
cms/verbs-webp/83636642.webp
slaan
Sy slaan die bal oor die net.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/75508285.webp
uitsien na
Kinders sien altyd uit na sneeu.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/123519156.webp
spandeer
Sy spandeer al haar vrye tyd buite.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/103232609.webp
uitstal
Moderne kuns word hier uitgestal.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voel
Die ma voel baie liefde vir haar kind.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
cms/verbs-webp/99169546.webp
kyk
Almal kyk na hulle fone.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaat
Baie Engelse mense wou die EU verlaat.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/79404404.webp
nodig hê
Ek’s dors, ek het water nodig!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
cms/verbs-webp/105504873.webp
wil uitgaan
Sy wil haar hotel verlaat.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.