Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

stop
Jy moet by die rooi lig stop.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

vorm
Ons vorm ’n goeie span saam.
vormen
We vormen samen een goed team.

swem
Sy swem gereeld.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

draai na
Hulle draai na mekaar toe.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

hou
Jy kan die geld hou.
houden
Je mag het geld houden.

hou van
Sy hou meer van sjokolade as van groente.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.

verander
Baie het verander as gevolg van klimaatsverandering.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.

geniet
Sy geniet die lewe.
genieten
Ze geniet van het leven.

liefhê
Sy is baie lief vir haar kat.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

hang af
Die hangmat hang af van die plafon.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

voeg by
Sy voeg ’n bietjie melk by die koffie.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
