Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

spausti
Jis spausti mygtuką.
drukken
Hij drukt op de knop.

išardyti
Mūsų sūnus viską išardo!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

matyti
Su akinių matote geriau.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

tapti
Jie tapo geru komandos nariu.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

šiurkšti
Lapai šiurkšta po mano kojomis.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.

palikti
Savininkai palieka savo šunis man pasivaikščioti.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

palikti nepaliestą
Gamta buvo palikta nepaliesta.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.

dažyti
Aš nudažiau tau gražią paveikslėlį!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

grąžinti
Šuo grąžina žaislą.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

gerti
Jis beveik kiekvieną vakarą apsigeria.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

dažyti
Automobilis yra dažomas mėlyna.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
