Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

padidinti
Gyventojų skaičius žymiai padidėjo.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.

tarnauti
Šunys mėgsta tarnauti savo šeimininkams.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

atvykti
Lėktuvas atvyko laiku.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

pasirodyti
Vandenyje staiga pasirodė didelis žuvis.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

išeiti
Vaikai pagaliau nori išeiti laukan.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

suprasti
Aš tavęs nesuprantu!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

klausytis
Jam patinka klausytis savo nėščios žmonos pilvo.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

kalbėti
Politikas kalba daugelio studentų akivaizdoje.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

bėgti
Ji kas rytą bėga ant paplūdimio.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

priprasti
Vaikams reikia priprasti šepetėti dantis.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

įleisti
Niekada negalima įleisti nepažįstamųjų.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
