Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

skatīties lejā
No loga es varēju skatīties uz pludmali.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.

pagriezt
Jūs varat pagriezt pa kreisi.
draaien
Je mag naar links draaien.

vērsties
Viņi vēršas viens pie otra.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

saprast
Es tevi nesaprotu!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

klausīties
Viņš labprāt klausās sava grūtnieces sievas vēderā.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

pamodināt
Modinātājpulkstenis viņu pamodina plkst. 10.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.

iziet
Vai kaķis var iziet caur šo caurumu?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

sagatavot
Viņa viņam sagatavoja lielu prieku.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

pagriezties
Šeit jums jāpagriež mašīna.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.

nodokļot
Uzņēmumus nodokļo dažādos veidos.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

kļūdīties
Domā rūpīgi, lai nepiekļūdītos!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
