Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/75195383.webp
olema
Sa ei peaks kurb olema!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
cms/verbs-webp/11579442.webp
viskama
Nad viskavad teineteisele palli.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/83548990.webp
tagasi tulema
Bumerang tuli tagasi.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/115291399.webp
tahtma
Ta tahab liiga palju!
willen
Hij wil te veel!
cms/verbs-webp/63244437.webp
katma
Ta katab oma nägu.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
cms/verbs-webp/78073084.webp
pikali heitma
Nad olid väsinud ja heitsid pikali.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
cms/verbs-webp/33688289.webp
sisse laskma
Võõraid ei tohiks kunagi sisse lasta.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/113671812.webp
jagama
Meil tuleb õppida oma rikkust jagama.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/115373990.webp
ilmuma
Vees ilmus äkki tohutu kala.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
cms/verbs-webp/65199280.webp
järele jooksma
Ema jookseb oma poja järele.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/117953809.webp
taluma
Ta ei talu laulmist.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/115172580.webp
tõestama
Ta soovib tõestada matemaatilist valemit.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.