Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

enter
He enters the hotel room.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

increase
The population has increased significantly.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.

feel
She feels the baby in her belly.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

appear
A huge fish suddenly appeared in the water.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

cover
She has covered the bread with cheese.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

happen
Something bad has happened.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.

return
The teacher returns the essays to the students.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

check
The dentist checks the teeth.
controleren
De tandarts controleert de tanden.

enter
The ship is entering the harbor.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

step on
I can’t step on the ground with this foot.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

spend
She spends all her free time outside.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
