Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

need
You need a jack to change a tire.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.

paint
I want to paint my apartment.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

receive
He receives a good pension in old age.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

jump out
The fish jumps out of the water.
uitspringen
De vis springt uit het water.

publish
Advertising is often published in newspapers.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.

wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

listen
She listens and hears a sound.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

waste
Energy should not be wasted.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

use
Even small children use tablets.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.

repeat
My parrot can repeat my name.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

study
The girls like to study together.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
