Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

izlaziti
Djevojke vole izlaziti zajedno.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

otići
Naši su praznički gosti otišli jučer.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

upoznati
Strani psi žele se međusobno upoznati.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

naviknuti se
Djeca se moraju naviknuti četkati zube.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

putovati
Volimo putovati Europom.
reizen
We reizen graag door Europa.

poslati
Roba će mi biti poslana u paketu.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

zazvoniti
Tko je zazvonio na vratima?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

pokriti
Dijete se pokriva.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

razumjeti
Ne može se sve razumjeti o računalima.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

pitati
Moj učitelj često me pita.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

uništiti
Datoteke će biti potpuno uništene.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
