Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
krenuti
Kad se svjetlo promijenilo, automobili su krenuli.

vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
reći
Imam ti nešto važno reći.

ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
otkriti
Mornari su otkrili novu zemlju.

kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
znati
Ona zna mnoge knjige gotovo napamet.

delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
podijeliti
Trebamo naučiti podijeliti naše bogatstvo.

zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
biti
Ne bi trebali biti tužni!

meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
pratiti razmišljanje
U kartama moraš pratiti razmišljanje.

genieten
Ze geniet van het leven.
uživati
Ona uživa u životu.

veranderen
Het licht veranderde in groen.
promijeniti
Svjetlo se promijenilo u zeleno.

toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
trčati prema
Djevojčica trči prema svojoj majci.

achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
kasniti
Sat kasni nekoliko minuta.
