Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
pustiti unutra
Vanjski snijeg i mi smo ih pustili unutra.
cms/verbs-webp/84506870.webp
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
napiti se
On se napije gotovo svaku večer.
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
proći
Može li mačka proći kroz ovu rupu?
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
prolaziti pokraj
Vlak prolazi pokraj nas.
cms/verbs-webp/60111551.webp
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
uzeti
Mora uzeti puno lijekova.
cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
kupiti
Žele kupiti kuću.
cms/verbs-webp/108580022.webp
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
vratiti
Otac se vratio iz rata.
cms/verbs-webp/102169451.webp
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
rukovati
Probleme treba rukovati.
cms/verbs-webp/108118259.webp
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
zaboraviti
Sada je zaboravila njegovo ime.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
pratiti
Kauboj prati konje.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
pogriješiti
Dobro razmisli da ne pogriješiš!
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
šuštati
Lišće šušti pod mojim nogama.