Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
otpustiti
Šef ga je otpustio.

uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
obavljati
Ona obavlja neobično zanimanje.

geloven
Veel mensen geloven in God.
vjerovati
Mnogi ljudi vjeruju u Boga.

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
utjecati
Ne dajte da vas drugi utječu!

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
poboljšati
Želi poboljšati svoju figuru.

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
slikati
Želim slikati svoj stan.

gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
baciti
Ljutito baca svoje računalo na pod.

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
zaboraviti
Ona ne želi zaboraviti prošlost.

trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
trenirati
Profesionalni sportaši moraju trenirati svaki dan.

verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
izgubiti se
Moj ključ se danas izgubio!

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
sortirati
Voli sortirati svoje marke.
