Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/124740761.webp
stoppen
De vrouw stopt een auto.
zaustaviti
Žena zaustavlja automobil.
cms/verbs-webp/106851532.webp
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
gledati jedno drugo
Dugo su se gledali.
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
naviknuti se
Djeca se moraju naviknuti četkati zube.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
prijaviti se
Svi na brodu prijavljuju se kapetanu.
cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
nasjeckati
Za salatu trebate nasjeckati krastavac.
cms/verbs-webp/108218979.webp
moeten
Hij moet hier uitstappen.
morati
Ovdje mora izaći.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
pregaziti
Nažalost, mnoge životinje još uvijek budu pregazene automobilima.
cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
zauzeti se
Dvoje prijatelja uvijek želi zauzeti se jedno za drugo.
cms/verbs-webp/87317037.webp
spelen
Het kind speelt liever alleen.
igrati
Dijete radije igra samo.
cms/verbs-webp/113842119.webp
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
proći
Srednji vijek je prošao.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
šuštati
Lišće šušti pod mojim nogama.
cms/verbs-webp/93221279.webp
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
gorjeti
Vatra gori u kaminu.