Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch
govoriti
U kinu se ne bi trebalo govoriti preglasno.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
polaziti
Vlak polazi.
vertrekken
De trein vertrekt.
zaručiti se
Tajno su se zaručili!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
preferirati
Naša kći ne čita knjige; preferira svoj telefon.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
hodati
Ovom stazom se ne smije hodati.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
voljeti
Jako voli svoju mačku.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
skakutati
Dijete veselo skakuće.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
podsjetiti
Računalo me podsjeća na moje sastanke.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
sastati se
Lijepo je kada se dvoje ljudi sastanu.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
kasniti
Sat kasni nekoliko minuta.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
miješati
Razni sastojci trebaju biti pomiješani.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.