Woordenlijst
Leer werkwoorden – Arabisch

يصرخ
الصبي يصرخ بأعلى صوته.
yasrukh
alsabiu yasrukh bi‘aelaa sawtihi.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

كفى
السلطة تكفيني للغداء.
kafaa
alsultat takfini lilghada‘i.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.

تشرب
هي تشرب الشاي.
tashrab
hi tashrab alshaayi.
drinken
Ze drinkt thee.

يسلم
هو يسلم البيتزا إلى المنازل.
yusalim
hu yusalim albitza ‘iilaa almanazili.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

ينفذ
هو ينفذ الإصلاح.
yunafidh
hu yunafidh al‘iislaha.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

يقيد
هل يجب تقييد التجارة؟
yuqayid
hal yajib taqyid altijarati?
beperken
Moet handel worden beperkt?

أجد طريقي
أستطيع أن أجد طريقي جيدًا في المتاهة.
‘ajid tariqi
‘astatie ‘an ‘ajid tariqi jydan fi almatahati.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

فاته
فات الرجل قطاره.
fatah
fat alrajul qitarahu.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

تتصور
تتصور شيئًا جديدًا كل يوم.
tatasawar
tatasawar shyyan jdydan kula yawmi.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

حفظ
الفتاة تحفظ نقودها الصغيرة.
hifz
alfatat tahfaz nuquduha alsaghirata.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

قلب
تقلب اللحم.
qalb
taqalib alluhami.
draaien
Ze draait het vlees.
