المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
ينظف
العامل ينظف النافذة.

samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
يجتمعون
من الجميل عندما يجتمع شخصان.

bespreken
Ze bespreken hun plannen.
يناقشون
يناقشون خططهم.

verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
فاجأ
فاجأت والديها بهدية.

begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
فهم
لا أستطيع أن أفهمك!

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
تحدث
لا يجب التحدث بصوت عالٍ في السينما.

rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
يدور
السيارات تدور في دائرة.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
بيع
التجار يبيعون الكثير من السلع.

benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
يُبرز
يمكنك أن تُبرز عيونك جيدًا بواسطة المكياج.

beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
حدد
خلال الحمية، يجب تحديد كمية الطعام.

eindigen
De route eindigt hier.
تنتهي
الطريق تنتهي هنا.
