المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
قل
لدي شيء مهم أود أن أقوله لك.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
تداول
يتم التداول في الأثاث المستعمل.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
رمى
يرمي الكرة في السلة.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
تريد نسيان
هي لا تريد نسيان الماضي.
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
وجدت
لم أستطع العثور على جواز سفري بعد الانتقال.
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
فهم
لا أستطيع أن أفهمك!
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
خدم
الكلاب تحب خدمة أصحابها.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
سافر حول
لقد سافرت كثيرًا حول العالم.
haten
De twee jongens haten elkaar.
يكره
الصبيان الاثنان يكرهان بعضهما البعض.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
يتجاهل
الطفل يتجاهل كلمات أمه.
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
لا تدع نفسك
لا تدع نفسك تتأثر بالآخرين!