المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
اقترح
المرأة تقترح شيئًا على صديقتها.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
زادت
زادت الشركة إيراداتها.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
قبل
لا أستطيع تغيير ذلك، يجب علي قبوله.
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
ترك
لا يجب أن تترك القبضة!
produceren
We produceren onze eigen honing.
ننتج
ننتج عسلنا الخاص.
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
ترك مفتوحًا
من يترك النوافذ مفتوحة يدعو اللصوص!
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
يجدان
يجدان صعوبة في الوداع.
sterven
Veel mensen sterven in films.
يموت
الكثير من الناس يموتون في الأفلام.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
أتصلت
أخذت الهاتف وأتصلت بالرقم.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
شكر
شكرها بالزهور.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
تستهلك
هي تستهلك قطعة كعكة.