المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
كفى
السلطة تكفيني للغداء.

vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
ثق
نثق جميعاً ببعضنا البعض.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
يغادرون
عندما تغيرت الإشارة، غادرت السيارات.

bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
يسلم
هو يسلم البيتزا إلى المنازل.

bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
شكر
شكرها بالزهور.

achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
تركوا خلفهم
تركوا طفلهم عن طريق الخطأ في المحطة.

uitsluiten
De groep sluit hem uit.
يستبعد
الفريق يستبعدُه.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
تحدث
لا يجب التحدث بصوت عالٍ في السينما.

beginnen
School begint net voor de kinderen.
بدأ
المدرسة تبدأ للأطفال الآن.

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
تريد نسيان
هي لا تريد نسيان الماضي.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
نام
يريدون أن يناموا أخيرًا لليلة واحدة.
