المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

begeleiden
De hond begeleidt hen.
رافق
الكلب يرافقهم.

huilen
Het kind huilt in het bad.
يبكي
الطفل يبكي في الحمام.

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
عصر
تعصر الليمون.

importeren
We importeren fruit uit veel landen.
نستورد
نستورد الفاكهة من العديد من الدول.

testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
اختبار
يتم اختبار السيارة في ورشة العمل.

openen
Kun je dit blikje voor me openen?
فتح
هل يمكنك فتح هذا العلبة لي من فضلك؟

vermijden
Ze vermijdt haar collega.
تجنب
تتجنب زميلتها في العمل.

beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
بدأ
بدأ المتسلقون في وقت مبكر من الصباح.

benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
يُبرز
يمكنك أن تُبرز عيونك جيدًا بواسطة المكياج.

studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
درس
هناك العديد من النساء يدرسن في جامعتي.

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
يكمل
هو يكمل مسار الجري الخاص به كل يوم.
