المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
فرز
لدي الكثير من الأوراق التي يجب فرزها.

schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
يتم الرسم
يتم رسم السيارة باللون الأزرق.

veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
يسبب
الكحول يمكن أن يسبب صداعًا.

vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
ذكر
ذكر المدير أنه سيقيله.

betalen
Ze betaalde met een creditcard.
دفعت
دفعت بواسطة بطاقة الائتمان.

terugkomen
De boemerang kwam terug.
عاد
عاد البوميرانج.

stoppen
Hij stopte met zijn baan.
استقال
استقال من وظيفته.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
يثبت
يريد أن يثبت صيغة رياضية.

gooien
Hij gooit de bal in de mand.
رمى
يرمي الكرة في السلة.

blind worden
De man met de badges is blind geworden.
أصبح أعمى
الرجل الذي لديه الشارات أصبح أعمى.

trainen
De hond wordt door haar getraind.
تدرب
الكلب يتدرب من قبلها.
