المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
تحول إلى
يتحولان لبعضهما البعض.

importeren
We importeren fruit uit veel landen.
نستورد
نستورد الفاكهة من العديد من الدول.

verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
يقسم
يقسمون أعمال المنزل بينهم.

controleren
De tandarts controleert de tanden.
يفحص
الطبيب الأسنان يفحص الأسنان.

gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
تحدث
الأمور الغريبة تحدث في الأحلام.

oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
يحصد
حصدنا الكثير من النبيذ.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
يرغبون في الخروج
الأطفال أخيرًا يرغبون في الخروج.

beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
يحمي
يجب حماية الأطفال.

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
يتم دهسهم
للأسف، العديد من الحيوانات لا تزال تتم دهسها بواسطة السيارات.

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
أحتفظ
أحتفظ بأموالي في طاولة الليل.

bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
أملك
أملك سيارة رياضية حمراء.
