المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
سيبدأون
سيبدأون طلاقهم.

blind worden
De man met de badges is blind geworden.
أصبح أعمى
الرجل الذي لديه الشارات أصبح أعمى.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
يثبت
يريد أن يثبت صيغة رياضية.

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
أجد طريقي
أستطيع أن أجد طريقي جيدًا في المتاهة.

verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
دهش
كانت مدهشة عندما تلقت الأخبار.

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
عصر
تعصر الليمون.

ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
يتناول الإفطار
نفضل تناول الإفطار في السرير.

opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
دافع
الصديقان دائمًا يريدان الدفاع عن بعضهما البعض.

opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
سجل
يجب أن تسجل كلمة المرور!

met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
أذهب بالقطار
سأذهب هناك بالقطار.

produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
يمكن إنتاج
يمكن إنتاج بشكل أرخص باستخدام الروبوتات.
