المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
تتضايق
تتضايق لأنه يشخر دائمًا.

overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
حدث له
هل حدث له شيء في حادث العمل؟

samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
يجمع
دورة اللغة تجمع الطلاب من جميع أنحاء العالم.

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
دفع
توقفت السيارة وكان يجب دفعها.

zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
جلس
هناك العديد من الأشخاص يجلسون في الغرفة.

werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
عمل على
عليه أن يعمل على كل هذه الملفات.

hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
يأمل
الكثيرون يأملون في مستقبل أفضل في أوروبا.

uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
يصدر
الناشر يصدر هذه المجلات.

zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
اعتنى
ابننا يعتني جيدًا بسيارته الجديدة.

aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
تقدم
ماذا تقدم لي مقابل سمكتي؟

wakker worden
Hij is net wakker geworden.
استيقظ
لقد استيقظ للتو.
