المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

instellen
Je moet de klok instellen.
حدد
عليك تحديد الساعة.

vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
ترجم
يمكنه الترجمة بين ست لغات.

op handen zijn
Een ramp is op handen.
كان وشيكًا
الكارثة وشيكة.

toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
أضاف
أضافت بعض الحليب إلى القهوة.

moeten
Men zou veel water moeten drinken.
يجدر
يجدر بالشخص أن يشرب الكثير من الماء.

terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
وصلنا
كيف وصلنا إلى هذا الوضع؟

laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
ترك واقفًا
اليوم الكثير يجب عليهم ترك سياراتهم واقفة.

wandelen
De groep wandelde over een brug.
سار
سارت المجموعة عبر الجسر.

rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
تعيش
يجب عليها أن تعيش بقليل من المال.

eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
وافق
الجيران لم يتفقوا على اللون.

beginnen
De soldaten beginnen.
بدأ
الجنود يبدأون.
