Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

rafforzare
La ginnastica rafforza i muscoli.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.

mettere da parte
Voglio mettere da parte un po’ di soldi ogni mese per più tardi.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

persuadere
Spesso deve persuadere sua figlia a mangiare.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

chiamare
Lei può chiamare solo durante la pausa pranzo.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

sviluppare
Stanno sviluppando una nuova strategia.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.

trasportare
Il camion trasporta le merci.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

raccogliere
Abbiamo raccolto molto vino.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.

entrare
La nave sta entrando nel porto.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

parlare
Non bisognerebbe parlare troppo forte al cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

dipingere
La macchina viene dipinta di blu.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

girare
Lei gira la carne.
draaien
Ze draait het vlees.
