Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/79201834.webp
collegare
Questo ponte collega due quartieri.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/102447745.webp
cancellare
Ha purtroppo cancellato l’incontro.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/120452848.webp
conoscere
Lei conosce molti libri quasi a memoria.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
cms/verbs-webp/109766229.webp
sentire
Lui si sente spesso solo.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/104759694.webp
sperare
Molti sperano in un futuro migliore in Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
cms/verbs-webp/42111567.webp
fare un errore
Pensa bene per non fare un errore!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
cms/verbs-webp/82604141.webp
gettare
Lui pesta su una buccia di banana gettata.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/106088706.webp
alzarsi
Lei non riesce più ad alzarsi da sola.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
cms/verbs-webp/120220195.webp
vendere
I commercianti stanno vendendo molte merci.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
cms/verbs-webp/58477450.webp
affittare
Sta affittando la sua casa.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/93393807.webp
accadere
Nelle sogni accadono cose strane.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accettare
Non posso cambiare ciò, devo accettarlo.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.