Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans
tradurre
Lui può tradurre tra sei lingue.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
compitare
I bambini stanno imparando a compitare.
spellen
De kinderen leren spellen.
trasferirsi
Mio nipote si sta trasferendo.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
influenzare
Non lasciarti influenzare dagli altri!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
correre
L’atleta corre.
rennen
De atleet rent.
spendere soldi
Dobbiamo spendere molti soldi per le riparazioni.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
votare
Si vota per o contro un candidato.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
girare
Ho girato molto in giro per il mondo.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
concordare
I vicini non potevano concordare sul colore.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
testare
L’auto viene testata nell’officina.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
spedire
Questo pacco verrà spedito presto.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.