Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

capire
Non riesco a capirti!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

cercare
La polizia sta cercando il colpevole.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

difendere
I due amici vogliono sempre difendersi a vicenda.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

decifrare
Lui decifra il piccolo stampato con una lente d’ingrandimento.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.

funzionare
Non ha funzionato questa volta.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.

toccare
Il contadino tocca le sue piante.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

abituarsi
I bambini devono abituarsi a lavarsi i denti.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

correggere
L’insegnante corregge i temi degli studenti.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

lavare
Non mi piace lavare i piatti.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

invitare
Vi invitiamo alla nostra festa di Capodanno.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.

cavalcare
Ai bambini piace cavalcare biciclette o monopattini.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
