Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/122707548.webp
stare in piedi
L’alpinista sta in piedi sulla cima.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/127720613.webp
mancare
Lui sente molto la mancanza della sua ragazza.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/123213401.webp
odiare
I due ragazzi si odiano.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/3270640.webp
inseguire
Il cowboy insegue i cavalli.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
cms/verbs-webp/91997551.webp
capire
Non si può capire tutto sui computer.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/88597759.webp
premere
Lui preme il bottone.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/113671812.webp
condividere
Dobbiamo imparare a condividere la nostra ricchezza.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/77738043.webp
iniziare
I soldati stanno iniziando.
beginnen
De soldaten beginnen.
cms/verbs-webp/102397678.webp
pubblicare
La pubblicità viene spesso pubblicata sui giornali.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
cms/verbs-webp/120515454.webp
nutrire
I bambini stanno nutrendo il cavallo.
voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/114231240.webp
mentire
Spesso mente quando vuole vendere qualcosa.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/67955103.webp
mangiare
Le galline mangiano i chicchi.
eten
De kippen eten de granen.