Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

stare in piedi
L’alpinista sta in piedi sulla cima.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.

mancare
Lui sente molto la mancanza della sua ragazza.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.

odiare
I due ragazzi si odiano.
haten
De twee jongens haten elkaar.

inseguire
Il cowboy insegue i cavalli.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

capire
Non si può capire tutto sui computer.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

premere
Lui preme il bottone.
drukken
Hij drukt op de knop.

condividere
Dobbiamo imparare a condividere la nostra ricchezza.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

iniziare
I soldati stanno iniziando.
beginnen
De soldaten beginnen.

pubblicare
La pubblicità viene spesso pubblicata sui giornali.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.

nutrire
I bambini stanno nutrendo il cavallo.
voeden
De kinderen voeden het paard.

mentire
Spesso mente quando vuole vendere qualcosa.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
