Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools
pojawiać się
W wodzie nagle pojawiła się ogromna ryba.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
rozkazywać
On rozkazuje swojemu psu.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
palić się
W kominku pali się ogień.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
obracać
Ona obraca mięso.
draaien
Ze draait het vlees.
gonić
Matka goni za swoim synem.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
malować
Samochód jest malowany na niebiesko.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
popisywać się
On lubi popisywać się swoimi pieniędzmi.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
zwolnić
Szef go zwolnił.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
kłamać
On często kłamie, gdy chce coś sprzedać.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
budzić się
On właśnie się obudził.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
prowadzić
On prowadzi dziewczynkę za rękę.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.