Woordenlijst
Leer werkwoorden – Zweeds

hamna
Hur hamnade vi i den här situationen?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

dechiffrera
Han dechiffrerar det finstilta med ett förstoringsglas.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.

hoppa runt
Barnet hoppar runt glatt.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

berätta
Hon berättar en hemlighet för henne.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.

lita på
Vi litar alla på varandra.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

chatta
De chattar med varandra.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.

hänga
Båda hänger på en gren.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

ringa
Klockan ringer varje dag.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

rapportera
Hon rapporterar skandalen till sin vän.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

hitta vägen
Jag kan hitta bra i en labyrint.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

känna
Hon känner bebisen i sin mage.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
