Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

zaspať
Chcú konečne zaspať na jednu noc.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

strihať
Kaderníčka jej strihá vlasy.
knippen
De kapper knipt haar haar.

zamestnať
Spoločnosť chce zamestnať viac ľudí.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

visieť
Riasy visia zo strechy.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.

meškať
Hodiny meškajú niekoľko minút.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

prevziať
Kobylky prevzali kontrolu.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

prepustiť
Môj šéf ma prepustil.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

zaručiť
Poistenie zaručuje ochranu v prípade nehôd.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

pomenovať
Koľko krajín môžeš pomenovať?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

stratiť sa
Dnes sa mi stratil kľúč!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!

ukázať
V pase môžem ukázať vízum.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
