Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/21342345.webp
hou van
Die kind hou van die nuwe speelding.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
cms/verbs-webp/91147324.webp
beloon
Hy is met ’n medalje beloon.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waarheen gaan julle albei?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/124525016.webp
lê agter
Die tyd van haar jeug lê ver agter.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgee
Die uitgewer gee hierdie tydskrifte uit.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
cms/verbs-webp/38753106.webp
praat
Mens moet nie te hard in die bioskoop praat nie.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
cms/verbs-webp/107273862.webp
verbind wees
Alle lande op Aarde is verbind.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
cms/verbs-webp/90773403.webp
volg
My hond volg my as ek hardloop.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/109434478.webp
open
Die fees is met vuurwerke geopen.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
cms/verbs-webp/85968175.webp
beskadig
Twee motors is in die ongeluk beskadig.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reis
Ons hou daarvan om deur Europa te reis.
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/32685682.webp
bewus wees van
Die kind is bewus van sy ouers se argument.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.