Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

ontslaan
Die baas het hom ontslaan.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

verminder
Ek moet beslis my verwarmingskoste verminder.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.

plek maak
Baie ou huise moet plek maak vir die nuwes.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

vernietig
Die tornado vernietig baie huise.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

oorreed
Sy moet dikwels haar dogter oorreed om te eet.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

mors
Energie moet nie gemors word nie.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

luister
Hy luister graag na sy swanger vrou se maag.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

sien duidelik
Ek kan alles duidelik sien deur my nuwe brille.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

uitsprei
Hy sprei sy arms wyd uit.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

dink
Jy moet baie dink in skaak.
denken
Je moet veel denken bij schaken.

vergesel
Die hond vergesel hulle.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
