Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/113253386.webp
uitwerk
Dit het hierdie keer nie uitgewerk nie.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
cms/verbs-webp/116519780.webp
hardloop uit
Sy hardloop uit met die nuwe skoene.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuur
Hy verhuur sy huis.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/110322800.webp
sleg praat
Die klasmaats praat sleg van haar.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/118780425.webp
proe
Die hoofsjef proe die sop.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
cms/verbs-webp/44159270.webp
teruggee
Die onderwyser gee die opstelle terug aan die studente.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praat met
Iemand moet met hom praat; hy’s so eensaam.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/104825562.webp
stel
Jy moet die horlosie stel.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/89636007.webp
teken
Hy het die kontrak geteken.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/118483894.webp
geniet
Sy geniet die lewe.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/114231240.webp
lieg
Hy lieg dikwels as hy iets wil verkoop.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/5161747.webp
verwyder
Die graafmasjien verwyder die grond.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.