Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/105875674.webp
skop
In vegkuns moet jy goed kan skop.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
cms/verbs-webp/113885861.webp
besmet raak
Sy het met ’n virus besmet geraak.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterf
Baie mense sterf in flieks.
sterven
Veel mensen sterven in films.
cms/verbs-webp/17624512.webp
gewoond raak
Kinders moet gewoond raak aan tandeborsel.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/73880931.webp
maak skoon
Die werker maak die venster skoon.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/99169546.webp
kyk
Almal kyk na hulle fone.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stem
Mens stem vir of teen ’n kandidaat.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/109099922.webp
herinner
Die rekenaar herinner my aan my afsprake.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/67624732.webp
vrees
Ons vrees dat die persoon ernstig beseer is.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueer
Hy evalueer die prestasie van die maatskappy.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cms/verbs-webp/123519156.webp
spandeer
Sy spandeer al haar vrye tyd buite.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/123213401.webp
haat
Die twee seuns haat mekaar.
haten
De twee jongens haten elkaar.