Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
kom nader
Die slakke kom nader aan mekaar.

verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
verdwaal
Ek het op my pad verdwaal.

bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
aflewer
Die pizza afleweringsman lewer die pizza af.

beschermen
De moeder beschermt haar kind.
beskerm
Die moeder beskerm haar kind.

veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
veroorsaak
Alkohol kan kopseer veroorsaak.

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
luister
Sy luister en hoor ’n geluid.

trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
uittrek
Hoe gaan hy daardie groot vis uittrek?

genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
genoeg wees
Dit is genoeg, jy irriteer!

studeren
De meisjes studeren graag samen.
studeer
Die meisies hou daarvan om saam te studeer.

terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
beland
Hoe het ons in hierdie situasie beland?

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
sorteer
Hy hou daarvan om sy posseëls te sorteer.
